Verzoekschrift aan rechter tegen aanleg weg

mr. M.H.J. van Driel

Advocaat

 

 

 


OVERHANDIGD AAN DE CENTRALE BALIE

Aan de Voorzieningenrechter

van de Rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht

Parnassusweg 220

1076 AV  AMSTERDAM

 

amsterdam :

18 november 2005

onze ref.   :

MvD/8279

uw ref.      :

 

betreft      :

Verzoek om voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Awb

 

 

 

 

Edelachtbare Heer, Vrouwe,

 

Namens verzoekster, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, VERENIGING VRIENDEN VAN HET REMBRANDTPARK, (hierna: "de vereniging”), statutair gevestigd te Amsterdam en aldaar kantoorhoudende aan de Jan Tooropstraat 6, te dezer zake domicilie kiezende te (1076 DA) Amsterdam, aan de Peter van Anrooystraat nummer 7, ten kantore van Lexence Advocaten en Notarissen, van wie mr. M.H.J. van Driel te dezen als gemachtigde zal optreden, zulks met het recht van substitutie, verzoek ik U de navolgende voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Awb te treffen.

 

Verzoekster heeft bij brief van 25 april 2005 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2005, besluitnummer DB 05043.WW, waarbij het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Slotervaart – aan zichzelf – een vrijstelling artikel 19 lid 1 WRO van het geldende bestemmingsplan heeft verleend ten behoeve van het ‘bouwrijp maken’ van het Andreasterrein en het zuidelijk deel van het Rembrandtpark. Het bezwaar heeft – ingevolge artikel 55a WRO – tevens betrekking op de verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 23 februari 2005. Beide besluiten worden hierna gezamenlijk aangeduid als "het bestreden besluit".

Afschriften van het vrijstellingsbesluit en van de verklaring van geen bezwaar zijn als productie 1 en productie 2 bijgevoegd.

 

Het bezwaarschrift is op de hoorzitting van 5 oktober 2005 inhoudelijk behandeld door de bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel. De vereniging is thans nog in afwachting van het advies van de bezwaarschriftencommissie en van de beslissing op bezwaar.

 

Het standpunt van de vereniging is reeds uitgebreid verwoord in de volgende stukken, waarvan afschriften zijn bijgevoegd:

–         inspreektekst van de vereniging ten behoeve van de raadscommissievergadering d.d. 6 juni 2004 (productie 3);

–         schriftelijk standpunt d.d. 28 september 2004 van de vereniging aan de stadsdeelraad ter zake van het ontbreken van de noodzaak van de verkeersweg door het Rembrandtpark (productie 4);

–         inspraakreactie d.d. 28 september 2004 van de vereniging tegen het voornemen om vrijstelling te verlenen (productie 5);

–         zienswijze d.d. 14 december 2004 van de vereniging tegen het voornemen om vrijstelling te verlenen (productie 6);

–         brief d.d. 6 maart 2005 van de vereniging aan portefeuillehouder Milieu & Participatie (productie 7);

–         bezwaarschrift d.d. 25 april 2005 van de vereniging tegen het bestreden besluit (productie 8);

–         schriftelijke reactie d.d. juli 2005 van de vereniging op de raadsvoordracht van 5 juli 2005 (productie 9);

–         nadere gronden van het bezwaar d.d. 23 september 2005 van de vereniging tegen het bestreden besluit (productie 10);

–         pleitnota d.d. 5 oktober 2005 van de vereniging ten behoeve van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie (productie 11);

 

Het gestelde in deze stukken (producties 3 t/m 11) dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

 

 

Gevraagde voorlopige voorziening

Het bezwaar van de vereniging is gericht tegen de voorgenomen aanleg van een verkeersweg en een bouwweg in het zuidelijk gedeelte van het Rembrandtpark, dat ten noorden van de Lelylaan is gelegen. De vereniging heeft an sich geen bezwaar tegen de ontwikkeling van het Andreasterrein, dat ten zuiden van de Lelylaan is gelegen. Echter, aangezien het bestreden besluit nu eenmaal op het geheel ziet, valt niet uit te sluiten dat de gevraagde voorziening tevens betrekking zal moeten hebben op het Andreasterrein, te meer nu het DB zich op het standpunt stelt dat de wegaanleg noodzakelijk zou zijn voor de ontsluiting van het Andreasterrein. Hoewel de vereniging de noodzaak van de verkeersweg met klem bestrijdt, houdt het standpunt van het DB in dat de wegaanleg in het Rembrandtpark volgens haar – zowel in functioneel als in planologisch opzicht – niet los kan worden gezien van de ontwikkeling van het Andreasterrein. Voor zover dat standpunt ook door U zou worden gevolgd, dan dient het bezwaar van de vereniging – noodzakelijkerwijs – geacht te worden tevens te zijn gericht op de ontwikkeling van het Andreasterrein, eenvoudigweg omdat die ontwikkeling dan zou nopen tot de wegaanleg van het Rembrandtpark. 

 

Aangezien de vereniging stellig van oordeel is dat de voorgenomen verkeersweg in het Rembrandpark niet nodig is voor de ontsluiting van het Andreasterrein en ook anderszins overbodig is, zodat de verkeersweg in feite los staat van de ontwikkeling van het Andreasterrein, verzoekt zij primair om partiele schorsing van het bestreden besluit, in die zin dat de schorsing slechts betrekking heeft op de werkzaamheden in het Rembrandtpark. Voor zover het niet mogelijk zou zijn het bestreden besluit partieel te schorsen, dan is de vereniging wel genoodzaakt om – subsidiair – schorsing van het gehele bestreden besluit te verzoeken, dus ook voor dat gedeelte van het bestreden besluit dat betrekking heeft op het Andreasterrein.

 

Het bestreden besluit is in strijd met de wet en de a.b.b.b.

Het bestreden besluit is in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het bestreden besluit dient dan ook bij beslissing op bezwaar herroepen te worden. Het standpunt in deze van de vereniging is reeds uitgebreid verwoord in de hiervoor genoemde stukken (producties 3 t/m 11), waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

 

De gronden van het bezwaar laten zich als volgt – kort – samenvatten, zonder daarbij uitputtend te willen zijn:

 

            onduidelijkheid over de tracés

–            Onduidelijk is waar de tracés voor de verkeersweg en de bouwweg precies worden gesitueerd; als deze tracés niet zullen samenvallen zal de inbreuk op het park nog groter zijn dan het bestreden besluit doet vermoeden; Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met het beginsel van rechtszekerheid.

 

            strijd met de Hoofdgroenstructuur

–          Ten onrechte is niet getoetst aan “De Hoofdgroenstructuur Amsterdam (1996)” en “De Hoofdgroenstructuur Geordend (2002)”, het Aanvullend Toetsingskader voor de inpassing van functies in de Hoofdgroenstructuur; Wanneer een initiatief volgens dit Aanvullend Toetsingskader niet-inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur (wat onbetwist geldt voor deze verkeersweg) moet een zware toetsingsprocedure mét inspraak worden doorlopen via de daarvoor ingestelde Technische Adviescommissie Groen (TAC). Deze toetsingsprocedure is in dit geval ten onrechte niet doorlopen, omdat het DB zich – ten onrechte – op het standpunt stelde dat het Vernieuwingsplan Lelylaan (De Sprong over de Ringweg) drie maanden eerder is vastgesteld dan het Aanvullend Toetsingskader (februari 2002 – juni 2002). Daarmee is allereerst miskend dat besluitvorming – ingevolge de ex nunc toetsing – getoetst moet worden aan de meest actuele regelgeving en dus ook aan het meest actuele beleid: het Aanvullend Toetsingskader, waarmee deze wegaanleg evident in strijd is; Daarbij komt dat het Vernieuwingsplan Lelylaan in het geheel niet voorziet in een wegaanleg door het Rembrandtpark. Op blz. 104 onderaan wordt slechts gesproken over een “afslag die langs het Rembrandtpark voert”. Dat de weg in de Hoofdgroenstructuur is gesitueerd, staat nergens vermeld. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

           

–          Ruim twee jaar na vaststelling van Vernieuwingsplan Lelylaan, stemt de gemeenteraad in met Actualisering Vernieuwingsplan Lelylaan. In dit document – waarin de afslag in het geheel niet ter sprake komt – valt de term Hoofdgroenstructuur slechts éénmaal, op de laatste pagina. Daar valt de volgende formulering te lezen: ‘De aan het plan grenzende hoofdwater en hoofdgroenstructuur, de Westlandgracht en het Rembrandtpark, worden door het plan niet verstoord, de geplande singel aan de Noordzijde van de Lelylaan en de vernatting van het zuidelijk deel van het Rembrandtpark zal als een versterking van die hoofdstructuur werken door de vergroting van de samenhang en de zichtbaarheid.’ Ook hieruit blijkt dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing – Het Vernieuwingsplan Lelylaan en de Actualisering Vernieuwingsplan Lelylaan – feitelijk onjuist en misleidend is waar het de aanleg van de weg door het Rembrandtpark betreft. Ook op dit punt is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

 

            positief advies van de TAC ontbreekt

–                      In het kader van de vrijstellingsprocedure voor het bouwrijp maken van een deel van het Rembrandtpark was een positief advies van de Technische Adviescommissie Groen (TAC) vereist, echter zo’n advies ontbreekt. De TAC geeft zelf in haar brief van 1 februari 2005 aan dat haar inhoudelijk advies over de wegaanleg niet is gevraagd: ‘Om die reden onthoudt de TAC zich van een oordeel over de noodzaak dan wel de wenselijkheid van deze ontsluitingsweg, in deze of andere vorm.’ Ook de tijdelijke bouwweg wordt door de TAC als ‘voldongen feit’ beschouwd;

 

            strijd met het MER-besluit

–          In de Beoordelingsnotitie Milieueffectrapportage Lelylaan en omgeving uit 2002 wordt – ten onrechte – de conclusie getrokken dat een MER-procedure niet nodig is. Dit berust mede op de onjuiste constatering dat ‘gevoelige gebieden’ niet voorkomen in het plangebied (zie pag. 8). De Hoofdgroenstructuur dient echter wél als ‘gevoelig gebied’ te worden beschouwd, omdat het gaat om een door de gemeente aangewezen beschermd gebied. Dit betekent dat er wel degelijk een MER-verplichting bestaat. Bovendien dient de vraag of een MER wel of niet verplicht is (de zogenoemde MER-beoordeling) aan de orde te komen bij "het eerste ruimtelijk plan" dat in de ontwikkeling voorziet. Gedoeld wordt dan op ruimtelijke plannen als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals bestemmingsplannen en artikel 19-vrijstellingen. De Beoordelingsnotitie Milieueffectrapportage Lelylaan en omgeving uit 2002 heeft geen betrekking op een specifiek ruimtelijk besluit en dus ook niet op deze artikel 19-vrijstelling ten behoeve van het bouwrijpmaken. Bovendien is de Beoordelingsnotitie Milieueffectrapportage Lelylaan en omgeving uit 2002 inmiddels verouderd. Zo is daarin nog uitgegaan van de "softe" uitleg van het Besluit luchtkwaliteit, dat inmiddels is ingehaald door de vele uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In het kader van deze vrijstelling heeft dus onrechte geen MER-beoordeling plaatsgehad. Had deze wel plaatsgehad, dan had daaruit moeten worden geconcludeerd dat er een MER-plicht geldt. Gelet daarop is het bestreden besluit in strijd met de wet – het MER-Besluit – genomen.

 

advies dIVV: geen noodzaak

–          Uit een verkeersonderzoek van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer dIVV, dat in opdracht van de stadsdeelraad is uitgevoerd, bleek in mei 2005 dat – hoewel de conclusies lijken te zijn gemanipuleerd om het tegendeel te suggereren -, voor de afslag verkeerskundig gezien geen enkele noodzaak bestaat. Bovendien zal de weg met zijn 50-km regime een magneet voor sluipverkeer worden, o.a. om tijdens de spits de knoop A-10/Lelylaan te ontlopen. Tweederde van de auto’s die door het park zullen rijden, hebben volgens het onderzoek dan ook niets te maken met het Andreasterrein.

Bovendien blijkt uit een conceptversie van het rapport, dat de weg de doorstroming op de Lelylaan niet ten goede komt, maar hier mogelijk juist extra congestie veroorzaakt. Dit is niet nader onderzocht (Zie Raadscommissienotulen van 6 juni: ‘het verdwenen hoofdstuk’.)

 

advies ARS: geen noodzaak

–          Nog belangrijker is dat de stadsdeelraad – mede naar aanleiding van de uitkomst van het dIVV-onderzoek – advies over de aanleg van de afslag heeft gevraagd aan de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS), een onafhankelijke door de gemeente Amsterdam in het leven geroepen adviesraad van deskundigen op het gebied van de ruimtelijke ordening, verkeer en stedenbouw. Het oordeel van de ARS is vernietigend. De conclusie van het advies van 1 juni 2005 luidt als volgt: "De verkeerskundige noodzaak van de noordelijke aansluiting op de Lelylaan wordt onvoldoende aangetoond om een verkleining van het Rembrandtpark te rechtvaardigen. Daarbij voldoet deze weg niet aan het gemeentelijk Toetsingskader Hoofdgroenstructuur. Aangezien het groen in de stad steeds meer onder druk komt te staan, vindt de ARS dat hier extra voorzichtig mee moet worden omgegaan. De ARS ontraadt u derhalve de aanleg van de noordelijke aansluiting van het Andreasterrein op de Lelylaan."

 

Meerderheid van de raad is tegen: misbruik van bevoegdheid

–          Naar aanleiding van het advies van de ARS heeft de stadsdeelraad besloten om de beslissing over de weg op de lange baan te schuiven. Op 8 juni 2005 werd met grote meerderheid van stemmen (16-5) door de raad een motie aangenomen om de noodzaak van de weg over een aantal jaar – wanneer 75% van de nieuwe Andreaswoningen bewoond is – opnieuw te beoordelen aan de hand van de dan bestaande feitelijke situatie. Deze motie is nooit ingetrokken, maar zal ook niet worden uitgevoerd, zo bleek in juli 2005, nadat het DB had gedreigd met aftreden! De beslissing van de deelraad is daarmee de facto teruggedraaid. Hoewel een meerderheid in de raad tegen de aanleg van de weg is, wordt deze desondanks doorgedrukt door het DB. Dit terwijl de vrijstellingsbevoegdheid een bevoegdheid is die aan de raad toebehoort. Het DB heeft deze bevoegdheid gedelegeerd gekregen van de raad, niet om daar dan vervolgens mee aan de haal te gaan, maar om daarvan te goeder trouw gebruik te maken met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur. Het DB miskent dat ten onrechte door van deze vrijstellingsbevoegdheid gebruik te maken onder de politieke dreiging van aftreden. Ook kan gezegd worden dat het delegatiebesluit, waarbij de raad haar bevoegdheid aan het DB uit handen heeft gegeven, onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de meerderheid van de raad dit besluit feitelijk niet meer steunt. Als gevolg daarvan dient ook het bestreden besluit, dat immers zijn bestaanrecht ontleent aan dat delegatiebesluit, geacht te worden onzorgvuldig tot stand te zijn gekomen.

 

            Ondeugdelijke belangenafweging

–          Bij het bestreden besluit heeft er geen deugdelijke afweging van de betrokken belangen plaatsgevonden. Het belang van de vereniging, die de belangen van de omwonenden van het park behartigt, bij het behoud van het park is bijzonder groot, te meer omdat het hier één van de fraaiste gedeelten van het park betreft. Van enige noodzaak om de weg door het park aan te leggen, is geen sprake, zo blijkt uit de door de deelraad ingewonnen adviezen van de dIVV en de ARS. Voorts ontbreekt er een algemeen belang bij de aanleg van de weg door het park, nu de meerderheid van het door de bevolking gekozen orgaan, de raad, zich daar uitdrukkelijk tegen heeft uitgesproken. Er kan dan ook niet volgehouden worden dat het algemeen belang hier zou opwegen tegen het belang van de vereniging (en de vele omwonenden) dat is gediend bij het behoud van het park. Gelet daarop is het bestreden besluit zonder deugdelijke motivering en onzorgvuldig tot stand gekomen.

 

noodzaak bouwweg ontbreekt

–            Hetzelfde geldt voor de tijdelijke bouwweg door het park waarop het bestreden besluit ziet. Ook de noodzaak van de aanleg daarvan ontbreekt. Er is een zeer voor de hand liggende, bestaande route via de ‘Oren’ en de zuidelijke Nachtwachtlaan, die niet door een woonwijk voert en ook niet langs scholen. Alleen het verkeer dat niet onder het  4 meter hoge A10-viaduct over de Schipluidenlaan doorkan, moet door een woonbuurt via de Theophile de Bockstraat naar het Andreasterrein.

Echter datzelfde geldt voor de bouwweg door het park: van daaruit moet het bouwverkeer onder het eveneens 4 meter hoge Lelylaan-viaduct over de Nachtwachtlaan door! (Zie foto op p. 33 in de Sprong over de Ringweg.) Bovendien staat hier vlakbij aan de Nachtwachtlaan een Montessorischool, die ernstige overlast en gevaar voor de fietsende schoolkinderen vreest.

 

strijd met het Besluit luchtkwaliteit

–          Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag het "Onderzoek luchtkwaliteit Stedelijk vernieuwingsproject Lelylaan en Omgeving" van 26 augustus 2003 van het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA). Dit onderzoek heeft betrekking op de herinrichting van het gehele gebied, maar ziet ten onrechte niet ook op de wegaanleg door het Rembrandtpark die onderwerp is van deze vrijstelling en deze verklaring van geen bezwaar. Ook overigens is ter zake van de weg geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit gedaan.

 

Het luchtkwaliteitsonderzoek van IBA voldoet bovendien niet aan de wettelijke eisen. Dit is ook niet verwonderlijk, immers het onderzoeksrapport dateert van 26 augustus 2003, derhalve van voor de “zomer 2004-uitspraken” van de Afdeling bestuursrechtspraak, waarbij het ene na het andere plan onderuit werd gehaald vanwege gebreken in het onderzoek.

 

Ik volsta hier met slechts een drietal cruciale schendingen van het Besluit luchtkwaliteit te noemen:

–            Ten onrechte is miskend dat de grenswaarden voor fijn stof al in 2005 gehaald moeten worden en niet pas in 2010.

–            Voorts is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de overschrijding van de 24-uursgemiddelden voor fijnstof. Als reden hiervoor wordt gegeven dat het bestrijden van hiervan valt onder Rijksbeleid. Dit standpunt is echter onderuit gehaald door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens de Rapportage Luchtkwaliteit 2003 van de Dienst Milieu- en Bouwtoezicht is in het betreffende gebied sprake van een ruime overschrijding van het maximum van 35x per jaar (nu 41). De wegvakken van de Lelylaan bij de A10 West tellen gemiddeld 84 overschrijdingen van het 24-uursgemiddelde.

–            Verder is het luchtkwaliteitonderzoek alleen op woningen gericht; er is niet gekeken naar het park. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak dat de luchtkwaliteitsnormen zich niet slechts beperken tot gevoelige bestemmingen, maar gelden voor alle buitenruimte, dus ook voor de buitenruimte in het park.

 

Ook voor wat betreft de bouwweg geldt dat niet is onderzocht of deze aan het Besluit luchtkwaliteit zal voldoen. Het Besluit Luchtkwaliteit schrijft voor dat overheden de grenswaarden in acht moeten nemen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit. Dat geldt ook voor tijdelijke (artikel 17) gevallen, waartoe deze bouwweg in principe moet worden gerekend. Het aantal vrachtwagens door het park zal volgens informatie van het stadsdeel tussen 2006 en 2009 oplopen tot 80 a 100 per dag. Deze zullen jarenlang een forse hoeveelheid roetuitstoot cq fijnstof opleveren, die ook weer het park inkomt. Ook op deze gevolgen voor de luchtkwaliteit had derhalve moeten worden getoetst.

 

Het moge duidelijk zijn dat het bestreden besluit op grove wijze in strijd is met het Besluit luchtkwaliteit.

 

Ondeugdelijke kennisgevingen/inspraak

–          De inspraak en kennisgevingen met betrekking tot de verkeersweg door het Rembrandtpark heeft op onzorgvuldige wijze plaatsgevonden:

In de inspraakperiode van Vernieuwingsplan Lelylaan is het plan voor de afslag door het stadsdeel nooit openbaar aangekondigd. Sterker, het Vernieuwingsplan Lelylaan maakt in het geheel geen melding van een weg door het Rembrandtpark.

In Informatiebulletin Via Lelylaan, waarmee bewoners in Slotervaart en een klein deel van Oud Zuid rond de inspraakfase werden geïnformeerd over de plannen, is de weg ook in de beschrijvingen van het nieuwe verkeersnetwerk nooit genoemd. Hij stond alleen ingetekend in een weinig duidelijk plankaartje. Bovendien kwam hij niet duidelijk naar voren in de tekst van de plandocumenten. De informatie- en inspraakavonden hebben daarom aangaande de weg niet gefunctioneerd.

Ook naderhand in de officiële publicaties in de Westerpost over inspraak in Uitwerkingsplan Raamwerk Lelylaan, najaar 2002, is de weg nooit genoemd. In de publicaties in het kader van de onderhavige vrijstellingsprocedure, is de weg wederom onvermeld gebleven, terwijl volgens artikel 3:12 Awb en de Inspraakverordening de zakelijke inhoud van plannen in de kennisgevingen moet worden weergegeven.

 

In De Baarsjes, waarvoor het park feitelijk is ontworpen omdat dit stadsdeel nauwelijks groen heeft, is het Vernieuwingsplan Lelylaan zelfs nooit gepubliceerd. De Westerpost verschijnt hier niet: zelfs direct aanwonenden van het park hadden dus in 2001 geen kans voor inspraak. Ditzelfde geldt voor een groot deel van Oud Zuid. Eén en ander is in strijd met art. 3 van de Inspraakverordening van Slotervaart, dat voorschrijft dat ook ‘in het stadsdeel een belang hebbende natuurlijke personen’ inspraak moet worden verleend. Volgens art. 2 wordt inspraak verleend bij ruimtelijke plannen. Wat betreft het vrijstellingsbesluit, deze is pas na kritiek van de vereniging ook in de Baarsjes aangekondigd, voor het eerst in november 2004. Ook in deze publicaties wordt de weg door het Rembrandtpark niet vermeld. Bewoners weten er alleen over via de vereniging en de krantenberichten over de juridische strijd die de vereniging omtrent deze wegaanleg met het stadsdeel voert.

 

Nota Bene: zelfs in het vrijstellingsbesluit (zie productie 1; blz. 4) wordt nog gesproken over de weg langs het Rembrandtpark!

 

Het stelselmatig verzwijgen door het stadsdeel van de aanleg van de weg door het Rembrandtpark in alle beleidsdocumenten, kennisgevingen en andere vormen van communicatie, terwijl in redelijkheid mag worden aangenomen dat een dergelijke ingrijpende verstoring van het park op veel verzet zal stuiten, geeft aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel de Awb tot stand is gekomen. 

 

 

NB. De overige op dit geschil betrekking hebbende stukken, die de vereniging ten behoeve van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie heeft overgelegd en derhalve reeds bij verweerster genoegzaam bekend zijn – zie productie 10 – zal ik, gelet op het grote aantal stukken en de spoedeisendheid van dit verzoek, op een later tijdstip, doch zo vroeg mogelijk, in het geding brengen.

 

Spoedeisend belang

Verzoekers hebben er groot en spoedeisend belang bij dat ten aanzien van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening wordt getroffen zoals hierna geformuleerd.

 

Bij e-mail van 28 september 2005 van de heer Y. Daniël (productie 12) heeft het stadsdeel te kennen gegeven dat medio november 2005 begonnen zal worden met de werkzaamheden, waarop het onderhavige vrijstellingsbesluit betrekking heeft, waaronder het graven van de waterloop en het storten van grote hoeveelheden zand ten behoeve van de aanleg van zowel de bouwweg als de definitieve weg door het zuidelijk gedeelte van het Rembrandtpark. Hierdoor dreigt er een onomkeerbare situatie, namelijk een ingrijpende aantasting van het park, te ontstaan, waardoor de aanhangige bezwaarprocedure in feite zinledig wordt.

 

Bij brief van 24 oktober 2005 (productie 13) heeft de raadsman van de vereniging het Dagelijks Bestuur verzocht schriftelijk toe te zeggen dat er geen werkzaamheden zullen worden verricht tot zes weken nadat op het bezwaarschrift van de vereniging is beslist, bij gebreke waarvan de Voorzieningenrechter zal worden verzocht om een voorlopige voorziening.

 

Bij brief van 1 november 2005 (productie 14) van de heer F. Vreugdenhil (projectmanager) heeft het stadsdeel laten weten de werkzaamheden niet te zullen opschorten.

 

Reden waarom verzoekster zich tot U wendt met het verzoek bij wijze van voorlopige voorziening:

 

Primair:

1.                  het bestreden besluit te schorsen, voor zover dat betrekking heeft op de werkzaamheden ter zake van het bouwrijp maken van het zuidelijk gedeelte van het Rembrandtpark;

2.                  verweerster te gelasten het geldende bestemmingsplan te handhaven in die zin dat voorkomen wordt dat er werkzaamheden ter zake van het bouwrijp maken van het zuidelijk gedeelte van het Rembrandtpark worden uitgevoerd;

3.                  met veroordeling van verweerster in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van dit verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.

 

Subsidiair:

1.                  het bestreden besluit te schorsen;

2.                  verweerster te gelasten het geldende bestemmingsplan te handhaven in die zin dat voorkomen wordt dat er werkzaamheden worden uitgevoerd, waarin het bestreden besluit voorziet;

3.                  met veroordeling van verweerster in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van dit verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.

 

Meer subsidiair:

een zodanige voorlopige voorziening te treffen als U, President(e), in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van verweerster in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van dit verzoek redelijkerwijs hebben moeten maken.

 

Met de meeste hoogachting,

 

 

 

 

M.H.J. van Driel

Advocaat / gemachtigde

Friday, November 18th, 2005 Uncategorized

No comments yet.

Leave a comment

Abonneer U!

Search

 

Categorieën

Kalender

January 2025
M T W T F S S
 12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
2728293031  

Archief