Vogel van de maand: de ooievaar

Ooievaars zijn wat forser dan een reiger. Zijn poten en snavel zijn roodachtig. De grote en kleine slagpennen zijn zwart, en de rest van het lijf is geheel wit.

Ooievaars zijn vooral zweefvliegers, en op hun voor- en najaarstrek kun je soms een flinke groep zien rondcirkelen, om op de thermiek hoogte te winnen en daarna in glijvlucht de goede richting op te gaan. Ze maken steeds opnieuw zulke cirkelbewegingen in de lucht, als een soort tussenstation. Grote afstanden leggen ze dus op dezelfde manier af als wij doen met onze zweefvliegtuigen.

Het voedsel van de ooievaar bestaat vooral uit veldmuizen, woelratten, mollen, kevers, sprinkhanen, vlinders, regenwormen en kikkers.

Mensen verleiden ooievaars met kunstnesten op karrenwielen op flinke palen, om daar te gaan nestelen. De ooievaars die soms in het Rembrandtpark te zien zijn, zijn afkomstig uit het Vondelpark, waar inmiddels twee paartjes broeden. Zo nu en dan strijken ze wel eens neer op de ooievaarspaal op het schooltuincomplex, maar die is door de uitgroei van de bomen inmiddels eigenlijk te laag geworden.

In 1981 dreigde de ooievaar als broedvogel uit Nederland te verdwijnen, toen het paartje op het gemeentehuis van Oudewater geen jongen voortbracht. Ook op Schoonrewoerd broedden toen nog wilde ooievaars, en dat was de gehele Nederlandse populatie.

Ook in Zwitserland dreigden in 1950 de ooievaars als broedvogel te verdwijnen, en men heeft dat weten te voorkomen door gekortwiekte ooievaars (afkomstig uit het buitenland) op een beperkt terrein te houden. Op den duur kon men de vogels weer in vrijheid laten broeden.

In Groot Ammers in de Alblasserwaard is in 1969 naar Zwitsers voorbeeld een eerste “ooievaarsdorp” opgezet. Dat voorbeeld werd al snel in meerder andere voormalige ooievaarsgebieden gevolgd. Deze vrijgelaten opgekweekte vogels werden deels bijgevoerd in de winter, als ze niet naar het verre zuiden trokken.

Deze winter bleken er 915 ooievaars in ons land te overwinteren. Het jaar daarvóór waren dat er 986. De afname van dit aantal in de winter, is toe te schrijven aan het steeds meer optreden van de vogelgriep, zo is uit onderzoek gebleken.

Inmiddels zijn er over het hele land verdeeld zo’n 1000 broedparen. Dat is het dubbele van het aantal in 1910. Van vóór 1910 zijn geen landelijke tellingen bekend.

De voormalige ooievaarsdorpen worden nu gebruikt als revalidatiecentrum voor gewonde of verweesde ooievaars. Men is dus duidelijk succesvol geweest in het behouden van de ooievaar als broedvogel in Nederland.

In de herfst trekt een deel van de ooievaars -zoals ze altijd deden- naar het verre zuiden, een klein deel overwintert in ons land. Door de steeds zachtere winters gaat dit ook steeds vaker zonder problemen.

In Amsterdam worden de meeste ooievaarsjongen geringd, vaak met hulp van de brandweer. Dat gaat bij deze vogels erg gemakkelijk, want de jongen houden zich bij gevaar dood. Ze stribbelen dus niet tegen als ze opgepakt worden om een pootring om te krijgen. Die pootringen zijn met een verrekijker net als bij de nijlganzen afleesbaar; zo kunnen de ooievaars tijdens hun leven gevolgd worden en krijgen we een beeld waar ze zich zoal ophouden, en of de nest-bewonende ooievaars dezelfde zijn als het jaar ervoor.

Teun van Dijk

Sunday, February 5th, 2023 Natuur in het park

No comments yet.

Leave a comment

Abonneer U!

Search

 

Categorieën

Kalender

March 2024
M T W T F S S
 123
45678910
11121314151617
18192021222324
25262728293031

Archief