Vogel van de maand: de meerkoet

meerkoet
meerkoet

De meerkoet is een watervogel die tot de familie van de rallen behoort. Aan de snavel is meteen te zien dat hij niet bij de eendenfamilie hoort. Ook heeft hij aan zijn poten geen zwemvliezen zoals bij een eend, maar lobben. Elke teen heeft aan weerskanten een aantal verbredingen. Daarmee kan hij zich in het water afzetten, maar hij kan daarmee ook heel makkelijk over een moerassige bodem lopen. Dat gaat een stuk moeizamer met zwemvliezen.

Vroeger werd de meerkoet meerkol genoemd. Kol is de opvallende witte vlek boven de snavel. Die witte vlek valt bij de meerkoet des te meer op, doordat zijn verenpak geheel zwart is. De snavel is eveneens wit en de poten zijn blauwgrijs van kleur. De verandering van de naam is afgeleid van het geluid dat deze vogel maakt en dat doet denken aan koet, koet.

Je komt ze niet alleen in ons park tegen, maar overal in de wateren van onze stad. Dat is echter nog maar betrekkelijk kort het geval. Tot 1900 zag je meerkoeten alleen buiten de bebouwde kom. Door afname van de jacht zijn de vogels langzaamaan de stadsrand binnen geschoven.

Ze vinden hun voedsel zowel op de waterkanten als op de waterbodem, want meerkoeten kunnen goed duiken. Dat doen ze vanuit een soort sprongetje, dit in tegenstelling tot de eerder besproken fuut, die gestroomlijnd onder water schuift. Ze zwemmen dan recht naar de bodem en laten zich na bemachtiging van iets eetbaars door de lucht tussen hun veren als een kurk weer naar de oppervlakte terugschieten. Ze eten gras en plantenzaadjes, insecten, waterplanten, schelpdieren (vooral driehoeksmosseltjes en waterslakken). De schelpdierhuisjes gebruiken ze in hun maag om het voedsel te vermalen.

Meerkoeten bouwen een flink hoog nest tussen de oevervegetatie of verankerd aan een grote tak die in de water ligt. Daarbij gebruiken ze vaak ook allerlei menselijk zwerfvuil. Ze leggen meestal 8 eieren, waaruit uiteindelijk doorgaans 3 tot 4 jongen opgroeien. Die jongen hebben in het begin knalrode punkerkopjes. Het territorium wordt fel verdedigd, niet alleen tegen soortgenoten, maar ook tegen andere vogelpassanten. Alleen voor futen lijken ze respect te hebben, die broeden soms maar op enkele meters van een meerkoet nest. Vaak hebben meerkoeten twee broedsels, waarbij de grote eerste jongen soms meehelpen de kleinere familieleden groot te brengen. Als de donsveren vervangen zijn door echte veren, verdwijnt ook het rode kopje. Dan zijn de jongen nog van hun ouders te onderscheiden door de valere kleur en de lichte hals.

Na het broedseizoen gaan de meerkoeten steeds grotere groepen vormen en trekken ze ook naar ruimer water. In tegenstelling tot eenden verliezen ze tijdens de rui niet al hun slagpennen tegelijk, zodat ze kunnen blijven vliegen tijdens de rui. Steeds verliezen ze aan beide vleugels op dezelfde plek een veer, tot ze allemaal zijn vervangen.

Onze meerkoeten zijn doorgaans standvogels, ze blijven het hele jaar in Nederland. Wel krijgen ze daarbij aanvulling van soortgenoten uit noordelijker en oostelijker Europa. Als het water dichtvriest, zie je ze vaak foerageren op grasvelden. Als die bedekt raken met sneeuw moeten ze uitwijken naar dieper open water. In het Rembrandtpark kunnen ze dan vaak nog onder de viaducten open water vinden.

Meerkoeten stijgen doorgaans niet direct uit het water op, maar nemen eerst een aanloop, terwijl ze tegelijk hun vleugels uitslaan.

Sunday, September 8th, 2019 Algemeen

No comments yet.

Leave a comment

Abonneer U!

Search

 

Categorieën

Kalender

March 2024
M T W T F S S
 123
45678910
11121314151617
18192021222324
25262728293031

Archief